Project Description
De pimpelmees (Cyanistes caeruleus, vroeger Parus caeruleus) is een mees die in vrijwel heel Europa voorkomt en regelmatig te zien is.
Pimpelmezen zijn veel te zien in bossen, tuinen en struwelen. Pimpelmezen zijn slimme, behendige vogels die graag afkomen op in de tuin opgehangen voedsel. De populatie pimpelmezen in Nederland is nog altijd stijgend.
Volwassen pimpelmezen zijn circa 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17-20 centimeter en een gewicht van ongeveer 12-15 gram, dit is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een vrij onmiskenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die prachtig afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. Juveniel is op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig. De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr en lijkt iets feller dan die van de koolmees. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van zijn soortgenoten. In grote boogjes vliegt hij door de lucht, steeds met tussenpozen van slaan met de vleugels en zweven.
Pimpelmezen zien elkaar anders dan wij ze zien, doordat de groep vogels waar pimpelmezen onder vallen heel goed UV-licht kunnen waarnemen, in tegenstelling tot de mens en de meeste andere dieren. Dit is essentieel voor het vrouwtje om het mannetje te kiezen waar zij de voorkeur aan geeft. Het gekleurde petje is hierbij het belangrijkste deel van het mannetje dat indruk moet maken bij het vrouwtje. UV-gevoeligheid is belangrijk om op deze manier toch onzichtbaar te blijven voor roofdieren aangezien zij net als de mens geen UV-licht kunnen waarnemen. Voor vrouwtjespimpelmezen speelt natuurlijk ook het bewijs dat een mannetje voor haar kan dansen, zingen en voeren een belangrijke rol in de selectie.
Pimpelmezen leven vooral in bosrijke gebieden. Tuinen met veel groenvoorzieningen behoren in de ogen van een pimpelmees ook hiertoe. De meeste plaatsen waar zij te vinden zijn, zijn tussen struikgewas, houtwallen en houtsingels. Ze voelen zich echter overal waar bomen staan al thuis. Pimpelmezen zijn weliswaar schuwer dan hun soortgenoot de koolmees, maar wel een stuk slimmer en ze kunnen slimme trucjes leren om aan voedsel te komen. Het geschatte aantal koppels pimpelmezen in Nederland staat op ongeveer 275.000 – 325.000 en stijgt nog steeds. De gemiddelde leeftijd van een pimpelmees in goede levensomstandigheden bedraagt ongeveer 3 jaar, met weinig roofdieren en zachte winters kan ook een leeftijd van 8 jaar worden bereikt. De oudste geregistreerde pimpelmees werd 19 jaar.
In de broedtijd eten pimpelmezen voornamelijk insecten en insectenlarven. Zij nestelen zich in boomholen en ook vaak in nestkastjes. Hun voorkeur gaat uit naar een vlieggat dat een paar millimeter kleiner in doorsnede is dan dat van de koolmees. Het gat varieert daarmee tussen de 28-30 mm, een verschil van gemiddeld een halve centimeter. Meestal hebben ze wel de eis voor een nesthok dat moet voldoen aan een minimale binnenmaat van 12x12x25 centimeter.Aan het begin van het voorjaar en in het begin van de zomer wordt de pimpelmees seksueel actiever, maar vanaf het moment dat de dagen gaan lengen (21 december) begint het mannetje al frequent te zingen. Wanneer een koppeltje pimpelmezen elkaar heeft gevonden blijven zij gedurende 1 tot 2 nestjes bij elkaar en nemen ze beide de verantwoordelijkheid voor het voeren van de jongen. Het is echter niet vreemd als het koppeltje hetzelfde nest jaren achter elkaar samen gebruikt of dat het nest wordt overgenomen door één van hun jongen. Een gemiddeld nest bevat daarbij 10 tot 12 eieren waarvan er meestal 80% uit het nest komen en 40% daarvan volwassen wordt. Het grootste deel pimpelmezen overleeft strengere winters meestal niet.
Wanneer een stel pimpelmezen geselecteerd heeft waar zij kunnen broeden markeren zij dit met verse snavelmarkeringen rondom de opening. Het koppel zal hierna beginnen met de bouw van het nest. Dit nest bevat meestal de voor de hand liggende onderdelen: mos, haren, veren, bladeren, takjes en ander zacht materiaal. Wanneer het nest klaar is zal het vrouwtje beginnen met het leggen van één ei per dag. Tot een hoeveelheid van ongeveer 10 eitjes zal het vrouwtje nog niet beginnen met broeden. Tijdens het broeden zal het mannetje de taak op zich nemen zijn vrouwtje te voeren. Na twee weken komen de eitjes uit waarna beide ouders de jongen zullen voeren. Om ervoor te zorgen dat roofdieren niet doorhebben waar zich een nest bevindt zullen de ouders de ontlasting van de jongen, die in een speciaal zakje zit, ver van het nest brengen. De eierschalen worden door de ouders in het nest opgegeten. Zestien dagen na uitkomst kunnen de jongen het nest verlaten.De jongen kunnen net als de ouders goed aanvoelen wanneer het een geschikt moment is om het nest te verlaten, maar zal dit natuurlijk met enige aarzeling gebeuren. Hierna wordt het voor de ouders een drukke periode om de jongen te leren voedsel te vinden. Die jongen worden bij elkaar gehouden door een hoop geroep. Deze eerste periode is moeilijk voor zowel ouders als jongen, zij vormen namelijk ook een gemakkelijke prooi voor roofdieren. Per individu is het aanleren van voedsel vinden en leren om te gaan met de natuur verschillend maar wel snel. Jongen leren goed de omgeving kennen waarin ze geboren zijn en zullen daarom ook ieder jaar in de lente terug kunnen keren naar de plaats waar zij geboren zijn. Hierbij kunnen ze kiezen om het ouderlijk nest over te nemen als het nog niet bezet is, als aangegeven door verse snavelmarkeringen.
Een pimpelmees kan creatief worden als het erop aan komt te overleven. Zo kan hij ervoor kiezen om een strengere winter te overwinteren in een oud nest, vooral omdat dit meestal insecten aantrekt die op het menu staan. Ook kan de pimpelmees ervoor kiezen de winter in een warmer land door te brengen. In Nederland komt juist meestal het tegenovergestelde voor: de populatie kan in de winter worden uitgebreid met die van koudere landen. Door het hoge sterfteaantal bij de pimpelmees is hier echter vrijwel niets van merkbaar. Na de kou keren de dieren meestal terug naar het land van herkomst.
Pimpelmezen maken graag gebruik van vetbollen, pindanetjes en voedertafels met gevarieerde zaden. Vaak verdedigen ze een vetbol tegen andere mezen. Om echter niet ten prooi te vallen aan roofdieren neemt de pimpelmees het liefste kleine hapjes en kijkt steeds snel en goed om zich heen. Maar ook het meenemen van voedsel zoals een pindanootje doet hij vaak. Het liefst neemt hij ze dan mee naar een beschutte plek waar hij zich veilig voelt en de tijd neemt om het op te eten.Naast het voedsel dat de mens hun aanbiedt, eten zij vanuit de natuur voornamelijk insecten en hun larven, spinnen, bladluizen, nectar en zaden. De temperatuur in de lente en zomer speelt daar een enorme rol in door de stijgende of dalende hoeveelheid insecten en het aantal zaden, knoppen en noten dat goed is uitgekomen.
mpelmezen zijn zeer talrijk en komen in heel Europa het gehele jaar voor in bossen, parken en tuinen, met uitzondering van IJsland. Het is meestal een standvogel, maar in sommige jaren kunnen groepen uit Noordoost-Europa naar Midden- en West-Europa trekken, dit vooral dus in Continentaal Europa. Pimpelmezen kunnen echter wel zeer territoriaal zijn waardoor ze een jaar of zelfs hun gehele leven hun gebied verdedigen tegen soortgenoten, maar ook de grotere variant de koolmees wordt soms doel van een verdedigingsaanval in de lente.
Deze tekst komt oorspronkelijk van het Wikipedia artikel Pimpelmees. Deze tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen.